Allium cepa is een vaste (meerjarige) plant met buisvormige, blauw-groene bladeren. Afhankelijk van de soort vormt zich de half-ondergrondse bol, een enkelvoudige of een cluster van dochterbollen. Bij de stengelui is het de teler en de consument minder te doen om de bol dan om de bovengrondse plantendelen, de (witte) schacht en de bladeren.
Lang werden de sjalotten als een aparte plantensoort in het geslacht Allium beschouwd, met de benaming Allium ascalonicum. In 1956 stelde Helm voor om de sjalot in te delen bij één van de vier door hem voorgestelde botanische variëteiten van de gewone ui, Allium cepa, onder de benaming Allium cepa var aggregatum. Hij benoemde de variëteit cepa voor de enkelvoudige bol van de gewone ui, de variëteit viviparum voor de boomui, de variëteit aggragatum voor de sjalot en de variëteit cepiforme. In 1963 steklden Jones en Mann voor om de soort te verdelen in drie botanische groepen, de cepa-groep (enkelvoudige bol, zoals de gewone ui), de aggregatum-groep (vermenigvuldigingsuien met dochterbollen, zoals de sjalot) en uien van de proliferum-groep (boomuien met broedbollen, zoals de Egyptische - wandelende - ui).
In 1990 deelde Hanelt de soort in twee groepen. Zijn indeling is de basis voor de benoeming van de uisoorten van de soort Allium cepa in de EU, die de tweedeling van Hanert gebruikt in de Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentengewassen van de EU de dato 2022 (2022/C 94/02).
Eén van de verschillen tussen de uien van de cepa-groepe en de aggragatum-groep is de wijze waarop vermeerdering gebeurt. Binnen de cepa-groep gebeurt dat vanuit zaad, in de aggregatum-groep door vegetatieve vermeerinng, de dochterbollen als plantgoed gebruikende.
De enkelvoudige bollen van de uien in de cepa-groep worden groter dan de dochterbollen van planten in de aggregatumgroep en die op hun beurt weer groter dan de broedbollen van de uien in de profilerumgroep. 1). Kleine gewone uien worden als 'sjalot' aangeboden, maar zijn dat feitelijk niet.
Zeker is hoe dan ook dat de Egyptenaren de ui cultiveerden. Zij zagen de ui onder meer als het symbool van het universum en gaven het een naam die ze ontleenden aan het Latijnse "unus", wat "één" betekent. Ook de Grieken en Romeinen waren overtuigd van de ui, zijn krachten en zijn medicinale werking. De laatsten zorgden voor de verspreiding van de ui over West-Europa.
Allium cepa is een gecultiveerde plantensoort, met verwante wilde soortenals de Allium vavilovii uit Turkmenistan en de Allium asarense uit Iran.
De Allium cepa werd aanvankelijk verbouwd in Europa en Azië, als voedsel- en smaakplant in talrijke gecultiveerde vormen, en meer recent wereldwijd. In het tijdperk van de ontdekkingen werden uien meegenomen naar Noord-Amerika door de eerste Europese kolonisten als onderdeel van de Columbiaanse uitwisseling. Ze vonden nauwe verwanten van de plant zoals Allium tricoccum gemakkelijk beschikbaar en veel gebruikt in de inheemse Amerikaanse gastronomie.[21] Volgens dagboeken bijgehouden door enkele van de eerste Engelse kolonisten, was de bolui een van de eerste gewassen die in Noord-Amerika werd geplant door de Pilgrim fathers.[23] Tussen 1883 en 1939 patenteerden uitvinders in de Verenigde Staten 97 uitvindingen die bedoeld waren om de uienteelt efficiënter te maken door middel van automatisering.[28]
Enkele soorten, zoals de aardappelui en de egyptische (wandelende) ui worden niet of slechts incidenteel commercieel verbouwd, maar zijn wel populair onder hobby-telers. 5)
De plantensoort is voor het eerst benoemd in het standaardwerk van Linenaeus, de Species Plantarum in 1753. De benaming cepa komt uit het Latijn.
Het woord ui is een verbastering van het woord ajuin, dat nauw verwant is met het Engelse onion en het Franse oignon. De familienaam Allium is de historische Latijnse benaming voor de knoflookfamilie, en zou uit het Keltisch zijn overgenomen, waar het woord "all" scherp (van smaak) betekent.